Jonkersvaart
Ten zuiden van Niebert/Nuis ligt het lintdorp Jonkersvaart.
Jonkersvaart ( Westerkwartiers: Jonkersvoart) is een streekdorp gelegen langs het gelijknamige kanaal en heeft ongeveer 260 inwoners.
Het dorp is rond 1800 ontstaan.
In het begin van de zestiende eeuw kwam het veengebied wat nu Jonkersvaart is, in bezit van Wigbold van Ewsum uit Middelstum. Hij kocht eerst de boerderij & borg ‘De Linde’ ten zuiden van Marum. In 1525 bouwde hij kasteel ‘Nienoord’ in Midwolde. De werkelijke ontginning van het gebied, het in cultuur brengen, begon pas rond 1650. Het initiatief ging uit van de veenmeiers, die zich rond 1650 permanent in dit gebied gingen vestigen. Belangrijk voor de vervening was het graven van het Leekster Hoofddiep in de jaren 1550-1558. Dit hoofddiep lag toen bijna een halve kilometer zuidelijker. In dit diep in het zuiden gelegen gebied ontstond Zevenhuizen. Het was de eerste veenkolonie en lag veel verder naar het zuiden dan nu. Behalve veenbazen en turfstekers, verdienden ook verlaatmeesters, turfschippers en scheepsjagers hun brood in het veen. Pas in 1783 werd het gebied rond Zevenhuizen in kaart gebracht.
De Jonker waaraan de Jonkersvaart zijn naam te danken heeft is waarschijnlijk Ferdinand Folef, Baron van Inn- en Kniphuizen, de Jonker van Nienoord. Hij liet het kanaal Jonkersvaart, eind 18e – begin 19e eeuw aanleggen ter verdere ontginning van het veen.
Naar de vrouw van de Jonker, vrouwe A.M. Graafland, is een zijtak van de Jonkersvaart, het Graaflandsdiep, genoemd. De adresnaam wordt tegenwoordig als Gravelandsewijk gespeld, de wijk zelf het nu Graveland wijk. Een wijk is een watergang die dwars op een kanaal staat.
In 1833 krijgt de streek landelijke bekendheid door de Grote Veenbrand. De brand is het hevigst in de omgeving van Jonkersvaart. Er zijn vier doden te betreuren en alle huizen langs de vaart worden verwoest.
Rond 1850 is het graven van de kanalen vanuit De Wilp en Zevenhuizen van weerskanten zo ver gevorderd, dat er slechts een dam beide vaarten nog van elkaar scheidt. Vanwege het peilverschil kan deze dam, even ten westen van de Pierswijk, niet zo maar worden weggehaald. Na de bouw van een houten sluis in 1871 komt eindelijk de verbinding tussen de Groningse en Friese venen tot stand. De houten sluis wordt in 1900, op dezelfde plaats, vervangen door een uit steen opgemetselde sluis.